maandag 8 januari 2018

Onderwijsmythes

Ver weg en lang geleden, toen ik eerstejaars was en mijn spullen meenam in de canvas boodschappentas met leren hengsels die toen tot de standaarduitrusting van iedere zichzelf cultureel onderlegd wanende Volkskrant- en Vrij Nederlandlezer behoorde, kocht en verslond ik een boekje dat nogal een hype was: Broodje Aap, de folklore van de post-industriële samenleving. Verhalen die we elkaar vertellen, verhalen die iedereen voor waar houdt, maar die natuurlijk bij nadere beschouwing niets anders zijn dan mythes, legenden, geloof of vooroordeel werden erin gefileerd door ze te beschrijven. Inmiddels gelooft niemand het verhaal van de gestolen nier of de ter plekke door een Chinees geslachte en bereide poedel meer.

Des te wonderlijker dat wij, docenten, zo blijven geloven in en handelen naar alles wat ons op de mouw gespeld wordt over onderwijs en (ik citeer Paul Kirschner, rector magnificus van de Open Universiteit) 21ste-eeuwse alles.

Ik las daar deze vakantie een zeer tot de verbeelding sprekend en ook schokkend boek over: Jongens zijn slimmer dan meisjes, 35 mythes over leren en onderwijs. In even zoveel korte hoofdstukjes wordt, met kracht van argument en zuiver wetenschappelijk onderzoek, de vloer aangeveegd met de ergste onderwijsblabla. Mensen hebben verschillende leerstijlen. Effectiviteit van leren valt in een piramide weer te geven. Je leert het meest van informeel onderwijs en uitleggen aan elkaar. Kennis is onbelangrijk, want je kunt alles opzoeken. Ontdekkend leren is beter dan uitleg krijgen. Probleemgestuurd onderwijs is veel effectiever. We gebruiken maar een klein deel van onze hersenen. De rechterhersenhelft is creatief. Internet hoort in de klas want het hoort bij de leefwereld van kinderen. Digital natives zijn een nieuwe generatie die nieuw onderwijs verlangt. Jongeren lezen niet meer. Van games leer je niets behalve geweld. Je helpt arme kinderen vooruit door hun toegang tot een computer te verlenen. Kleinere klassen zijn beter. Zittenblijven heeft een positief effect op leren. Meer geld zorgt voor beter onderwijs. Kostelijke lectuur, maar dat had u al begrepen.

Maar ach, zo lang het onderwijs ingericht blijft als het nu ingericht is - met beleidsmakers die niet met de voetjes in de klei durven staan, met geldstromen via besturen die hun imago juist ontlenen aan iedere cent die ze niet aan het primaire proces uitgeven (mooie gebouwen, studiereizen voor een beperkt gezelschap, cursussen effectief vergaderen en wat al niet), met door angst voor baanverlies, geweigerde promotiekansen, negatieve oordelen in leerlingenquetes (waarom heb ik in 30 jaar onderwijs nog nooit een leidinggevende mogen bevragenlijsten?) en het overheersende verlangen naar een flexibel baantje, zodat huis, kinderen en hond ook nog kunnen, voortgedreven docenten – zullen de heren De Bruyckere, Kirschner en Hulshof roependen in de woestijn blijven, vrees ik. Want als die mythes een ding gemeen hebben is het dit: de ouderwetse, zelfbewuste en als autoriteit gewaardeerde docent is gewild noch nodig. Begeleiders van kekke gepersonaliseerde leertrajecten met wervende kracht: die moeten we hebben.


En iemand die ons wijst op het loopwiel waar we in voortrazen. Gelukkig is deel 2 al aangekondigd. Meisjes zijn slimmer dan jongens, heet het. Want ze hebben ook nog humor, de heren.

vrijdag 5 januari 2018

Dwarsligger: Rapportvergaderingen


Als ik Arie Slob was, zou ik me geen enkele zorg maken over de werkdruk in het onderwijs. Tenminste: niet zo lang overal in den lande het fenomeen rapportvergadering nog bestaat. Want als die flauwekulmiddagen iets bewijzen is het dit: we hebben geen gebrek aan tijd, wel gebrek aan visie en zijn te bedonderd om te zeggen dat het tot hier en niet verder gaat. Ik zal u een aantal zeer akelige kanten van het fenomeen schetsen, waarbij ik u beloof niet te lang stil te zullen staan bij één akelige kant, maar zo snel mogelijk door te gaan naar een andere akelige kant van het fenomeen.

De standaardantwoorden. Allochtonen lezen te weinig, brave meisjes zitten steevast een niveau te hoog, leerlingen zijn altijd tegen het al veel eerder gegeven advies ingaan maar nu moeten we er iets mee omdat ze nu eenmaal bestaan, voor wiskunde wordt te weinig geoefend en de docent hoopt dat het nog een zesje zal worden maar heeft er een hard hoofd in.

De eenzijdigheid en negativiteit. Rapportvergaderingen zijn in wezen niet anders dan bijeenkomsten waarop elk cijfer onder de 5,5 besproken wordt (zie boven) en waarop succesverhalen nooit aan bod komen. Het zou geen gek idee zijn de beste vakken ook aan het woord te laten. Waarom scoort een leerling daar wel? Of leest hij daar ook niet, zit zij ook daar een niveau te hoog (etc., zie boven) en is het vak gewoon te makkelijk? Misschien zouden we nog weleens heel interessante zaken kunnen leren van een holistischer visie. Maar ja, de tijd, hè, want de onvoldoendes moeten namelijk jaar in jaar uit toelichten dat hij te weinig leest, zij te hoog zit (etc., zie boven) en het is kwart voor zes voor je het weet.

Het ligt altijd aan de leerling. Zie boven. Ze stellen geen vragen, zijn niet voorbereid, hebben niets gedaan, zitten te klieren, slapen, werken of sporten te veel, noem maar op. Maar leerlingen zijn geen onafwendbare natuurverschijnselen of nauwelijks van koers te veranderen tankschepen. Ask not what your pupil can do for you, but ask what you can do for your pupil.

De verveling. En maar zitten en maar wachten en maar horen hoe zij te hoog zit en hij niet leest. Vooral erg als je geen onvoldoendes hebt in je groep. Dan mag je namelijk niets zeggen. En dus zit je braaf te lezen, na te kijken of met je buurman te praten. Met een mond vol pepernoten, maar een smaak alsof je een kudde gnoes …  – maar deze vrij directe vergelijking zal ik niet vervolledigen. De betamelijkheid verbiedt dat.

Arie Slob kan rustig gaan slapen, want zo lang overal in den lande het fenomeen rapportvergadering nog bestaat, is er niets aan de hand en valt het met de werkdruk wel mee. Want als rapportvergaderingen iets bewijzen is het dit: we hebben geen gebrek aan tijd, wel gebrek aan visie en zijn te bedonderd om te zeggen dat het tot hier en niet verder gaat.